Interview met Ing. Franco Lambertini. Oorspronkelijk gepubliceerd in het Italiaans, in "Motociclismo d'Epoca
(1)", uitgave augustus/september 2002
Grote Ontwerpers / Franco Lambertini
Ing. Franco Lambertini in zijn werkkamer met de originele ontwerp tekening van de
350 cc V-twin aan de muur. Anno 2002 is Ing. Lambertini technisch directeur bij "Franco Morini Motori" (sinds 1999
de eigenaren van de merknaam "Moto Morini").
|
"MISTER V"
Face to face met de bekende Bolognese ontwerper van de V-twin motorblokken, die méér dan 20 jaar lang het gezicht
van "Moto Morini" hebben bepaald. Freewheelend vertelt hij - doorspekt met enkele sappige achtergrondverhalen -
over zijn lange loopbaan en over een droom die hij nog wil verwezenlijken.
Door Alberto Pasi en Vittorio Crippa
Als vandaag de dag, "de baas" Alfonso Morini nog in leven zou zijn, dan was hij zeker een gelukkig mens, omdat (hoewel al
sinds enkele jaren op de binnenplaats van zijn bedrijf gras en onkruid groeit) zijn motorfietsen een diepe indruk hebben
achtergelaten en de naam "Moto Morini" nog steeds bij velen emotie weet los te maken.
"De commendatore" zal geen spijt hebben, want, zolang de fabriek actief was, heeft het
bedrijf altijd de weg gevolgd die HIJ ingeslagen was: door het bouwen van motorfietsen die simpel, betrouwbaar en snel waren.
Dat de naam Moto Morini een zo belangrijke plaats in Italië heeft weten te bereiken, is vooral ook te danken aan Franco
Lambertini, zowel een capabele en bekwame techneut, als een vriendelijk en open man, die van eerlijkheid nog steeds zijn
levenscredo weet te maken.
Lambertini heeft inderdaad op een moderne manier, de essentie van de door Alfonso Morini gebouwde motorfietsen weten te
interpreteren. Daarbij is hij altijd trouw gebleven aan de filosofie van het "Casa Bolognese" (simpel, betrouwbaar, snel).
Bij Moto Morini was hij ook de innovator, door de toepassing van actuele schema's en technische oplossingen, die hun tijd
vaak ver vooruit waren en zelfs hun tijd vooruit waren op de producten uit Japan.
(Lees verder in dit verhaal over de ontwikkeling van de Morini 500 Turbo.
Zeer pittig en ophelderend - CV.).
Franco Lambertini werd geboren in januari 1944 in de buurt
van Modena. Al zeer vroeg ademde hij "motorenlucht" in en koos studies in de richting van de precisie mechaniek en
fijntechniek. In 1961, na een pittige stage als machinebankbewerker en tekenaar van precisie tandwielen en andere
werktuiggereedschappen, werd hij aangenomen door Ferrari. Hier was hij op allerlei afdelingen werkzaam, zoals de
afdelingen van de motorblokken, versnellingsbakken en zelfs autoframes. Hier vervolmaakte hij zijn vorming als
ontwerper-tekenaar. De ervaring bij "Ferrari" was beslissend, want hij groeide in zijn vak, door de samenwerking met
de (beste) ontwerpers van Ferrari. Met zijn jeugdige enthousiasme (hij was pas 23 jaar oud), stapte hij in 1967 over
naar de kleine Sport- en Raceauto fabriek "MWM" uit Modena. Hier werd hij meteen "Chef-ontwerper". Uit zijn inspanningen
wordt een Sport-Prototipo 3.000cc geboren met een V-8 motorblok met een 90o blokhoek. Voor deze auto ontwerpt
hij ook het zelfdragende (monocoque) chassis. Deze auto werd met goede resultaten in verschillende races, door de "Scuderia
Serenissima" (uit Venetië) ingezet. In 1970 komt hij bij Moto Morini in dienst. Hoewel hij dan maar 26 jaar oud is, wordt
hij benoemd tot "Verantwoordelijke voor de Ontwerpafdeling". In 1972 belandt hij nog een stapje hoger op de ladder bij Moto
Morini en wordt wordt hij "Technisch Directeur".
Na de auto's, de motorfietsen
Enkele foto's van het "auto-verleden" van Franco Lambertini. Hij startte zijn carriëre in 1961 bij Ferrari en beëindigde
zijn "auto-carriëre" in 1969 bij "Scuderia Serenissima". Zijn "Sport Prototipo" staat hier aan de start van de GP van Oostenrijk
in 1969.
|
De 3 liter V-8 motor (400pk).
|
Over Cagiva:
|
1) |
De naam Ca-Gi-Va, staat voor: Castiglioni-Giovanni-Varese, een nieuw bedrijf dat een paar jaar daarvoor de motorfiets-afdeling
van "Aermacchi" had overgenomen - CV).
|
2) |
Ca-Gi-Va is begonnen als een producent van sloten voor koffers en tassen en stapte over naar de motorfiets industrie/-racerij,
nadat Giovanni's zoons Claudio en Gianfranco, zelf enthousiaste motorrijders, jonge talentvolle Italiaanse rijders sponsorden,
zoals V. Ferrari en anderen.
|
De inspanningen die Lambertini bij Moto Morini levert, gaan in ieder geval veel verder dan de al op zich zware taak van
Chef-ontwerper. Wanneer de Bolognese fabriek in de tweede helft van de jaren 80 in een crisis terecht komt (door het inzakken
van de markt voor motorfietsen - red.), leidt dit tot de overname door "Cagiva". Lambertini gaat op zoek naar een staatsfinanciering
(om het bedrijf te redden) en ontwerpt een motorfiets, aangedreven door een V-twin blok, voorzien van dubbele lucht- en waterkoeling
en 4 klepskoppen. Dat nieuwe blok is uitvoerbaar in versies met verschillende cilinderinhoud tussen de 350 en 750cc. Deze motor wordt
helaas door Cagiva aan de kant geschoven. Cagiva is dan inmiddels eigenaar van het bedrijf uit Bologna geworden.
Later produceerden zij hun eigen motorfietsen onder de naam Cagiva, nadat zij,
zoals gezegd, de Aermacchi H.-D. fabriek hadden overgenomen - AP).
In het jaar 1989 voelde Lambertini aan dat het einde van de glorierijke merknaam Moto Morini nabij was. Hij nam toen het aanbod van Piaggio
(o.a. Vespa) aan om Verantwoordelijk Directeur te worden van de afdeling "motoren-ontwerpen", een apart bedrijf binnen het Piaggio-concern.
Onder zijn leiding zagen verschillende motorblokken het licht, zoals 50cc, 125cc, 150cc, twee- en viertaktblokken, zowel lucht- als watergekoeld,
bestemd voor allerlei scooters. Daarnaast ook een 1.000cc twin-blok en verder meerdere versnellingsbakken voor motorfietsen die nooit in produktie
zijn genomen, of die opzij werden geschoven door de marketing afdeling van het bedrijf.
Zeer belangrijk is verder zijn betrokkenheid in het kader van de vorming en de opleiding van het personeel bij Piaggio. In het jaar 1995,
wordt hij daar benoemd tot "Verantwoordelijke voor het Motoren-Platform", een instantie met als doel het ontwerp, de ontwikkeling en de realisatie
van de blokken te harmoniseren en soepeler te laten lopen. (Piaggio blijft een enorm bedrijf).
Vandaag de dag werkt Lambertini bij "Franco Morini Motori", daar ook met dezelfde taken, en het is daar, dat wij hem bezoeken
om samen met hem een gezellige dag door te brengen. In zijn kantoor, voorzien van eenvoudig meubilair is hij aan het werk met
berekeningen voor de controle van de kwaliteit van het 900cc driecilinder motorblok van de nieuwe Benelli motorfiets. Benelli
heeft de assemblage van alle serieproductie motorblokken aan "Franco Morini Motori" toevertrouwd.
Aan de muur in zijn kantoor hangt de grote tekening van een V-twin, waarover wij verder zullen spreken met Lambertini. Ons gesprek
begint bij het automobiel-verleden, dat Lambertini als techneut heeft gevormd. Aangezien wij sinds lange tijd goed bevriend met
hem zijn, nemen wij de vrijheid om met hem te tutoyeren en zo ook zullen wij hem aanspreken tijdens het verdere interview.
Ing. Lambertini (3e van rechts) en zit naast de heer Alf Francis. Deze was monteur geweest bij "Stirling Moss".
De "Serenissima" werd ingesteld door een rijke edelman uit Venetië "Giovanni Volpi di Misurata". Deze bezat
ook Ferrari's en Maserati's.
|
 |
 |
Testopstelling van de 720cc Morini v-twin..... |
.....en ingebouwd in een prototype motorfiets |
Het interview
V: Er wordt vaak beweerd dat auto- en motortechniek niet met elkaar verenigbaar zijn. Wat kan jij ons daarover vertellen,
aangezien jij je eerste ervaringen bij Ferrari hebt opgedaan?
A: Ja, het zijn inderdaad twee hele verschillende werelden, bovendien blijft Ferrari uniek
in haar soort. In Maranello heb ik echt zeer veel geleerd, in het bijzonder op het mentale
vlak. In de auto-industrie en vooral op racegebied, streeft men altijd naar maximale
technologie. Er wordt telkens geëxperimenteerd met nieuwe ideeën. In de autoracerij bezit
men bijna onuitputtelijke financiële middelen, terwijl, wanneer men een voertuig ontwikkelt,
dat bestemd is voor een groot publiek er heel zorgvuldig gekeken moet worden naar de kosten
van de technische oplossingen die gekozen worden.
V: Hoe ben jij bij Moto Morini terecht gekomen?
A: Toen de Scuderia Serenissima opgeheven werd, ben ik op zoek gegaan naar een andere baan.
In de krant las ik een advertentie van Moto Morini, die op zoek was naar ontwerpers. Ik
ging daar solliciteren. Zij lieten mij een opdracht maken omtrent het motorblok van de
Corsaro en zo werd ik aangenomen.
V: Hoe was de sfeer bij Moto Morini, toen jij daar begon?
A: Het was een sfeer gedrenkt in een enorme passie.Daar werkte Marchesini, de Directeur
van de Technische Afdeling, die heel erg goed was. Daar werkte Arnaldo Mastrangelo en
vooral Dante Lambertini, die geen familie van mij is. Verder vele anderen die werkelijk
leefden voor Moto Morini. Toen ik bij hun kwam solliciteren, lieten ze mij een technisch
examen afleggen voor ik aangenomen werd. Daar heb ik toen de "vlakke kop" voor de Corsaro
Regolarita getekend. Met deze modificatie leverde de motor 18 PK aan het achterwiel. Nu
mag ik zeggen dat, alhoewel ik toen maar 26 jaar oud was en bijna geen ervaring had op
motorfietsgebied, mijn ideeën toch gelijk zéér serieus genomen werden.
V: Vertel ons van jouw "meesterwerk", de 350cc V-twin.
A: Hij werd niet zoveel later geboren dan het tijdstip waarop ik bij Morini binnen kwam
werken, dus tegen het einde van het jaar 1970 om precies te zijn. Wij waren ervan
overtuigd dat Morini niet meer verder kon met alleen de Corsaro als enige troef. Morini
moest een motorfiets bouwen, die conform de tijd was, maar hij moest ook in onze traditie
passen. Bovendien was Moto Morini een klein bedrijf en dat goed op de kosten moest letten.
Toen kwamen wij op het idee van een "middenklasser". Onze gedachten gingen uit naar een
motorfiets die licht, handelbaar en compact moest zijn, maar die ook goede prestaties
moest leveren. Ik was er zeker van dat de beste structuur van het motorblok een "smalle V"
met een hoek van 72o in de lengterichting was. Niet alleen om de optimale
verhoudingen te krijgen tussen de frontale en laterale afmetingen, maar ook estetisch
gezien vond ik het de beste oplossing. Zo'n motorblok is maar een fractie breder dan een
ééncilinder, aangezien beide cilinders niet buiten het profiel van de motorfiets steken.
Het biedt tevens de mogelijkheid om de uitlaatpijpen goed te laten lopen.
Om voor een goede koeling van de achterste cilinder te zorgen, heb ik beide drijfstangen
naast elkaar op de krukas gezet en niet als tweelingen, zoals bij Harley-Davidson het geval
is. Zo bevindt zich de achterste cilinder niet in lijn met de voorste cilinder, maar er 5 cm
"naast", zodat deze cilinder meer koellucht vangt. Bovendien vormen de benen van de
bestuurder een soort deflector waardoor de rijwind precies naar de achterste cilinder
geleid wordt.
Verder heb ik de uitlaatpijpen in tegenovergestelde richtingen laten lopen om daarmee te
voorkomen dat de collector van de achterste cilinder, in de hete lucht (afkomstig van de
voorste cilinder) zou komen te zitten. Zo, ook onder zeer zware omstandigheden, blijft het
temperatuurverschil tussen beide cilinders beperkt tot maximaal 15oC, maar in
sommige gevallen, blijkt dat de achterste cilinder zelf koeler blijft dan de voorste.
Ik ben er nog steeds van overtuigd dat de "smalle V-twin" het optimale blok voor
motorfietsen blijft. Ons werk ging destijds zeer gesmeerd en zonder grote problemen.
Daardoor waren wij al op de motor tentoonstelling van Milaan (november 1971) in staat
om een prototype te laten zien.
(Dat prototype bestaat nog steeds en is te bewonderen bij Cesare Luzzi in Sienna - TK).
Weinig geld, maar heel veel toewijding
Na Moto Morini stapte ing. Lambertini over naar Piaggio. Hier werkte hij aan talloze
projecten, zoals de scooter "Sphera". Bij Piaggio ontwierp hij een 1.000cc V-Twin voor een zware Gilera.
|
V: In het begin van de produktie van de 33½ waren er veel problemen met de drijfstangen.
Hoe kwam dat?
A: De passing van de fijne vertanding tussen de drijfstangen en hun behorende
sluitstukken was niet helemaal precies: er bleek een kleine onnauwkeurigheid van
maximaal 3-4/100 mm (0,03-0,04 mm) in te zitten, hetgeen aanvankelijk niet te
controleren was. De twee bouten werden daardoor extra belast; eerst verbogen ze en
uiteindelijk gingen ze kapot, met alle consequenties vandien. Dit probleem is naar
voren gekomen doordat de eerste 200 tot 250 motorblokken allemaal beschadigd
bij ons in de fabriek terugkwamen. Daardoor was het bijna onmogelijk om achteraf de
oorzaak van de schade te kunnen vaststellen. Na een nader, nog grondiger onderzoek
van alle nieuwe onderdelen werd de fout uiteindelijk ondekt. Wij veranderden van
leverancier en het probleem was daarmee voorgoed over.
V: Men heeft altijd beweerd dat bij Moto Morini heel weinig geld beschikbaar was voor
nieuwe investeringen. Heeft dat veel invloed gehad op jouw werk?
A: Toen ik begon te werken aan het 350cc blok werd mij met nadruk verteld, dat ik de
kosten maximaal moest drukken. Daarom heb ik bepaalde keuzes gemaakt in plaats van
andere. In 1972 bleek het totale kostenplaatje ten behoeve van de complete produktielijn
van de 33½ beperkt te zijn tot zo'n 600 milioen Italiaanse Lira. (Toen ongeveer
één miljoen gulden, of zo'n 450.000 Euro - CV). Logischerwijs: lagere produktiekosten
betekenen ook een prijsvoordeel voor de klanten, ook voor wat de reserveonderdelen betreft.
Daarnaast zorgen ze ook voor een sterkere concurrentiepositie op de verkoopmarkt. Wat
natuurlijk niet onder de kostenbesparingen mag lijden is de kwaliteit, maar ik ben ervan
overtuigd dat op dit punt, Moto Morini nooit het vertrouwen van zijn vele klanten heeft
beschaamd. V: Maar toch, in de laatste jaren was al duidelijk dat bij Moto Morini
veel te veel werd bezuinigd ....
Zijn laatste jaar bij Moto Morini was in 1989.
Tijdens dit laatste jaar werkte hij aan de ontwikkeling van een 125-150cc 4-takt scooterblok
ten behoeve van "SYM".
Op de foto staat Lambertini naast Ing. Fabio Taglioni van Ducati.
Lambertini had altijd - op alle werkterreinen - veel respect voor Taglioni, terwijl
Colin Chapman (Lotus) Lambertini's grote inspirator was.
|
A: Ja, maar dat was typerend voor alle kleine fabrieken, die 's avonds moesten rekenen
om te kijken of de volgende ochtend de tent weer open kon. Ook bij Morini was dat zo;
we moesten het geld dat binnenkwam tot de laatste Lire tellen en toch hebben wij onze
leveranciers steeds weer op tijd kunnen betalen, zonder ooit in rode cijfers te belanden.
Soms kwamen wij door de financiële omstandigheden in werkelijk "grappige" situaties
terecht, die vandaag de dag, mij nog doen glimlachen. Zoals die keer dat wij bezig
waren met de ontwikkeling van het 500cc motorblok. Ik kwam 's ochtends in de werkplaats
waar ik het tweede prototype van de motor (na heel wat ruzies) had gemonteerd en ik zag
dat men bezig was die motor in een bestelwagen te laden. Ik vroeg wat er aan de hand
was en men antwoordde mij: "Maar ... weet U daar niets van? ... Wij hebben de motor aan
de Engelse importeur verkocht ! ..." Zonder boos te worden vroeg ik toen hoe zij dat
met reserveonderdelen wilden doen, aangezien er nog niets was vastgelegd op tekening.
En zo bleef dat prototype nog een poosje bij ons in de fabriek om verder ontwikkeld te
worden.
V: Ondanks alles blijft het 350cc blok een "concentraat" van hoogwaardige technologie ....
A: Ja, ik had gekozen voor een aantal, voor die tijd, zeer moderne oplossingen. De
cilinderkoppen zijn vlak, volgens het "Heron" principe, met de verbrandingsruimtes in de
zuigers en evenwijdig, rechtopstaande kleppen om problemen, bij een eventueel contact
met de zuigers te voorkomen. De beide inlaat- en uitlaat kanalen waren zeer zorgvuldig
ontwikkeld om de maximale turbulentie in de koppen te krijgen. En precies, de bewerking
van deze kanalen heeft ons in het begin de nodige problemen opgeleverd, omdat de machine
die de kanalen moest bewerken niet in staat bleek te zijn om deze precies volgens
tekening te kunnen uitvoeren. Daardoor kwamen wij 2 tot 3 pk tekort. Het grappige is dat
het ons behoorlijk lange tijd heeft gekost om te ontdekken dat het probleem daar vandaan
kwam.
Voor de distributie heb ik gekozen voor de getande rubberen riem. Ik ben de eerste die
dit systeem op een motorfiets toegepast heeft. In het begin heb ik zelfs het wantrouwen
van Pirelli moeten overwinnen, omdat zij vreesden dat vanwege de beperkte lengte hun riem
een korte levensduur zou hebben. Maar toen wij een blok op de testbank lieten draaien,
bleek dat de rubberen riem het meer dan 200 uur volhield. Toen later de kevlar riem op de
markt kwam, waren de problemen voorgoed opgelost.
|
|
Een vrij onbekend prototype van een 550 cc met 60 pk. Het blok was gebaseerd op de 501 (507 cc)
motor. Dit prototype werd gebouwd aan het einde van de 80-er jaren en helaas werd het project
stopgezet door de directie van Moto Morini. Het motorblok was zeer modern uitgerust met
hydraulische klepbediening en 4 kleppen per cilinder. Voorts vloeistof koeling en speciale
cilinderkoppen: inlaatklep onder een hoek van 11o; uitlaatklep onder een hoek van
15o. Toen Cagiva Moto Morini overnam, werd het motorblok gedegradeerd van water-
naar luchtkoeling en de boring x slag verhouding werd veranderd van 78x57 mm naar 73x65mm.
|
Dhr. Gianni Marchetti, Managing Director van Moto Morini in de 70er en 80er jaren.
|
De nokkenas bevindt zich in de "V" tussen de cilinders op de hoogst mogelijke plaats om de
stoterstangen zo kort mogelijk te houden. Verder een zesversnellingsbak om de motor
optimaal te benutten, een oplossing waar toendertijd maar zeer weinig straatmotorfietsen
over beschikten, een electronische ontsteking, speciaal voor ons door "Ducati Elettronica"
ontwikkeld, om het geheel onderhoudsvrij te maken en om voor een altijd sterke vonk te
zorgen, onder alle omstandigheden. Wij hebben expres voor een breed voorontstekingsbereik
gekozen (van stationair tot maximum toerental) gekozen, om het starten te vergemakkelijken.
V: Waarom heb jij trouwens het blok niet meteen voorzien van een modernere electrische
startmotor?
A: De motor moet ik zeggen, was oorspronkelijk getekend met de electrische starter, maar
de administrateur, dhr. Marchetti, die het bedrijf in goede en slechte tijden moest zien
te runnen heeft toen besloten om voorlopig de e-starter te schrappen om daarmee kosten te
drukken en ook omdat een echte motorrijder, zo dacht hij, een electrische startmotor niet
zou waarderen.
Anderzijds, zoals ik gezegd heb, het brede voorontstekingsbereik zorgde ervoor dat
de motor altijd, met één of twee trappen, meteen wilde aanslaan.
V: Wat waren de verdere ontwikkelingen van de 350cc?
A: Toen later de electrische starter algemeen toegepast werd, werd deze ook door ons
gemonteerd, maar om eerlijk te zijn, dat systeem leverde ons enkele problemen op,
omdat het toen een noodoplossing werd.
Ook de keuze om het schakelpedaal links te plaatsen, werd later gedaan. Vanaf het
begin, had ik alle onderdelen van de carters getekend, met het schakelpedaal aan de
linkerkant; maar toen moest ik alle tekeningen weer opnieuw "spiegelgewijs" overtekenen.
Dat koste mij een hele week extra werk, maar dhr. Marchetti vond dat "Morini-klanten"
gewend waren aan een schakelpedaal aan de rechter zijde,... en daar moest het blijven !!!
Een studie van de 1.000cc.V-Twin met 60o blokhoek uit het jaar 1987.
|
A: In de eerste plaats de 33½ Sport. In het begin verschilde het blok van de Sport t.o.v.
het standaadblok op verschillende punten. De nokkenas was "heter", de zuigers waren lichter
en de compressieverhouding was hoger. Maar, omdat bij de produktieafdeling vaak fouten en
verwisselingen plaatsvonden, hebben wij later maar één type motorblok gebouwd, met als
gevolg dat de verschillen in prestaties tussen de beide modellen slechts te danken waren
aan de betere aerodynamische houding van de bestuurder op de 350 Sport. De eerste Sport,
die met trommelremmen en spaakwielen was de beste in haar vermogen/gewicht verhouding,
zodat de latere types, met schijfremmen en lichtmetalen velgen, nooit haar prestaties
hebben kunnen evenaren. Een andere motor die ik altijd goed heb gevonden, was de
"Kanguro 350", omdat het een lichte en zeer handelbare machine was; hij ging overal
heen en hij was esthetisch zeer geslaagd.
Tussen alle motorblokken was het 250cc type het meest evenwichtig in zijn geheel. Wij hebben
dat model expres voor de Franse markt moeten ontwikkelen, omdat deze cilinderinhoud in
Frankrijk fiscaal zeer voordelig bleek te zijn.
Het "sappigste" blok was de 501cc, dat een fantastisch koppel toonde. In deze serie
motorblokken was de modulariteit totaal: de gietmallen van alle onderdelen van de carters
waren hetzelfde. Men kon altijd overstappen van "mono" naar "twin" door simpelweg een
speciaal sluitstuk in de cartermal te plaatsen, zodat er een gat voor de achterste cilinder
in het carter kwam. Maar ook de drijfstangen waren hetzelfde, terwijl de kop van het 125cc
type slechts in de vorm van de kanalen verschilde t.o.v. de kop van de 350cc. De oliepomp
verschilde slechts in de wormwielaandrijving. Zo waren er nog meer onderdelen, zoals dezelfde
versnellingsbak voor de 350, 250 en 125cc blokken.
Van 350 tot 500
V: Maar enkele technische keuzen waren op zijn minst vreemd. Waarom, om er één te noemen,
werd een droge platenkoppeling toegepast?
Prototype uit 1986 van een 750cc met V-twin blok (67o), 4 kleppen per cilinder en
een enkele bovenliggende nokkenas. 85 pk en een sportievere versie in de planning ...
Het gewicht van het blok bedroeg slechts 50kg en de carters konden zeer goedkoop
worden gegoten, gebruikmakend van alle nog bestaande mallen en bewerkingsmachines
van de produktielijn van de 350-507. De investeringen zouden beperkt blijven tot
3,7 miljard Italiaanse lire's. Het blok zou 2 miljoen lire's gaan kosten, tegen
de 3 miljoen lire's van het 750 cc Ducati blok....
|
A: Ja, ik weet dat een droge koppeling zwaarder te bedienen en minder doseerbaar is.
Dhr. Marchetti heeft hiertoe besloten ten eerste, omdat dit een sportief imago aan onze
motoren gaf en ten tweede, omdat het blok niet van een verwisselbaar oliefilter is voorzien,
maar slechts een gaasfilter bezit. Dit gaasfilter is niet in staat om alle verontreinig,
afkomstig van een natte platenkoppeling, tegen te houden.
Bovendien heeft een droge koppeling kleinere afmetingen dan een koppeling in een "oliebad".
Daarnaast wordt dit type nog steeds met succes in de racerij gebruikt en Moto Morini is
altijd al in deze richting geörienteerd geweest.
V: Na de 350 is de 500 gekomen, maar dit type motor was voor sommigen een beetje teleurstellend ....
A: Men moet goed onderscheiden. De 500cc is voor mij altijd een uitstekend motorblok geweest,
maar men verwachtte een groter verschil in prestaties t.o.v het 350 blok. Op dit punt moet ik
zeggen dat het best mogelijk geweest was om enkele extra pk’s uit het 500 blok te halen, maar
bij Moto Morini wilden wij geen enkel risico lopen. Meer dan de prestaties wilden wij de
betrouwbaarheid van de motor benadrukken en deze aan onze klanten kunnen garanderen.
Tenslotte heeft de extra BTW belasting van 38% (in Italië) de verkoopcijfers van deze motor
zeer zwaar gedrukt.
(Motoren boven de 350cc waren in Italië onderhevig aan het zware 38% BTW tarief. Daarom vindt
je in Italië nog steeds heel veel motoren te koop in de 350cc klasse, in plaats van de zwaardere
types. Je vindt b.v. veel Guzzi's V35 i.p.v. V50, veel Ducati Pantah's 350 i.p.v. 500, meer
Morini’s 350 dan 500 en zelfs Laverda's 350 - vert. CV).
V: Tot zover hebben wij slechts over de techniek gesproken, maar de Morini's werden ook
gewaardeerd door hun eenvoudige en uitgebalanceerde uiterlijk. Wie tekende voor de styling
van de verschillende modellen?
A: Een design-afdeling heeft nooit bestaan en gezien mijn afkomst uit de "autowereld" had
ik voor de 33½meer strakke lijnen gewild, maar ik was mij ervan bewust dat deze lijnen
niet mooi gevonden zouden worden door de motorrijders. Dhr. Marchesini tekende de K2 en ik
de 250 tweecilinder. We keken in ieder geval meer naar de functionaliteit van het geheel,
dan naar de esthetiek en dat was doorslaggevend bij de uiteindelijke vormgeving van de
motorfietsen.
V: Waarom is Moto Morini een Italiaans fenomeen gebleven en heeft het niet - met de tijd -
haar positie op de internationale markten weten uit te breiden?
A: Hier ook puur door een kwestie van geld. Om in het buitenland te kunnen verkopen moet
men een fatsoenlijk dealernet tot stand brengen; men moet een filiaal hebben die de
betreffende markt goed beheerst. Maar dat kost veel geld en men heeft het niet aangedurft
om dat te riskeren. Zo was onze export in handen van slechts enkele individuele dealers die
- natuurlijk - niet meer konden doen dan wat ze al deden in hun eentje.
Franco Lambertini neemt ieder jaar deel aan
het treffen van de Moto Morini Club Italië. Op www.motomorini.com beheert hij een eigen
rubriek en kunnen hem technische vragen gesteld worden.
|
V: Om onze lezers een idee te geven: wat is het produktie-record van Moto Morini in een
jaar geweest?
A: In tijden van maximaal succes van de 33½, hebben wij een aantal van 5.000 tot 5.500
gebouwde en verkochte motorfietsen per jaar bereikt ....
V: Nu het hoofdstuk omtrent de "500 Turbo". Had dat de
sleutel van succes voor Moto Morini kunnen betekenen?
A: Je hebt gelijk, het was voor ons een uitdaging om ons bezig te houden met een complexe
en moeilijke opdracht. Wij begonnen in 1976 met het bestuderen van de "turbo".
De turbo was toen zeer in de mode bij de autoindustrie en zou binnen korte tijd
door Renault in de Formule 1 worden ingezet. Dus wij dachten dat deze oplossing Moto Morini
een positieve uitstraling zou kunnen bezorgen.
Wij gingen in deze richting zoeken ook om een andere reden. Ondanks de goede
verkoopresultaten van de 350 bleef Moto Morini een klein bedrijf op industrieel gebied.
Het "ex novo" ontwerpen van een zware motor was voor ons veel te duur, maar wij wilden
toch proberen in de wereld van de "maxi's" binnen te dringen, met een uniek en exclusief
produkt. Wij hadden dus weinig keuze om de prestaties werkelijk te verbeteren. De turbo
was de simpelste en meest economische weg om dit resultaat te bereiken. Met andere woorden:
uit een 500cc turboblok is het mogelijk om gelijke of zelfs betere prestaties te halen dan
uit een "gewoon blok" met bijna dubbele cilinderinhoud. Het voordeel is een aanzienlijke
gewichtsbesparing.
Het probleem lag in de afmetingen, ja, omdat toendertijd alle turbo's waren bestemd voor
autogebruik. Dan heb je geen ruimteprobleem. Vanwege de afmetingen en het gewicht heb ik
ook meteen de oplossing van een "volumetrische compressor" opzij geschoven en ben ik gaan
zoeken in de richting van de turbocompressor. In het begin hebben wij met een "KKK" turbine
geëxperimenteerd, maar deze was te groot. Maar op een dag, kwam een vriend mij zeggen dat
hij op de landbouwtentoonstelling in Verona een zeer kleine turbine had ontdekt. Het ging
om een "IHI" turbine uit Japan,
die geïmporteerd werd door een firma in Caserta (bij Napels). Ik heb ze gebeld en zij hebben
mij, zeer vriendelijk, in contact gebracht met de Japanners.
Vreemd genoeg antwoordde de firma "IHI" mij, dat die
turbine
een prototype was (nog in de ontwikkelingsfase) en begonnen mij een aantal vragen te stellen
omtrent het waarom een motorfietsfabrikant in zo'n turbine geïnteresseerd zou kunnen zijn.
Zij wilden graag van mij weten waar ik hun turbo zou monteren, welke compressiedruk uit de
turbine ik op het oog zou hebben, welke gebruikstemperaturen, hoe de goede afstelling van de
distributiefases zou moeten zijn en met welke compressieverhoudingen.
Ik werd natuurlijk wantrouwend en heb in mijn antwoorden aan de Japanners expres
enkele verkeerde parameters en inlichtingen gegeven. Zij antwoorden mij dat zij binnen korte tijd
opnieuw contact met ons zouden opnemen. Tegelijkertijd bood "Alfa Romeo Avio" ons een turbo aan,
die eventueel ook goed had kunnen zijn. Maar de tijd ging voorbij en niemand kwam opdagen; niet uit
het Verre Oosten en ook niet uit Italië. En zo, vanaf het begin waren er inmiddels twee jaar verstreken
en wij hadden complete boekenplanken vol papieren en dokumenten, maar concreet hadden wij nog niets klaar.
"Toevallig", twee maanden nadat Honda de 500 CX Turbo op de markt had gebracht, kwam uit
Japan het positieve antwoord, dat zij bereid waren om ons de turbocompressor te leveren.
Maar intussen waren wij aan de weet gekomen, dat de firma "IHI" ook metaalbewerkingsmachines
bouwde en dat zij strakke commerciële relaties met Honda onderhielden. Dit zijn de uiteindelijke
feiten; ik laat het aan jullie ter beoordeling. Wij presenteerden de 500 Turbo tijdens de
tentoonstelling van Milaan in 1981 en tijdens de MotorShow van Bologna. Het was een
fantastische motorfiets met veel vooruitstrevende kenmerken, zoals o.a. de uitlaatpijpen onder
de buddyseat door, een oplossing die heden ten dage veel wordt gebruikt, maar die wij als
eersten hebben toegepast.
De in massa geproduceerde IHI turboladers voor auto's
|
Maar de tijd die verstreken was vanaf het begin van de ontwikkeling met hoge kosten en een
overmatige terughoudendheid bij Moto Morini, hebben uiteindelijk geleid tot het schrappen van
het gehele project. Bij die twee tentoonstellingen stonden de mensen in de rij om onze 500cc
Turbo te bewonderen. In ieder geval bracht de reclame omtrent deze motorfiets enkele voordelen
tot stand voor ons Merk in een moeilijke periode, voor wat de verkoopresultaten betreft. Het
"Effect Turbo" zorgde ervoor, dat onze magazijnen leeg raakten van de onverkochte
produktievoorraad van een geheel jaar. Dat was goed ook, omdat de produktie toendertijd tot
een minimum was gedaald, onder andere door verschillende fabriekstakingen.
Bovendien was mevr. Gabriëlla Morini, de dochter van de "Commendatore", zeer moe van al die
spanningen tussen de vakbonden en de Directie van het bedrijf. Dan nog te denken dat, nog maar
enkele jaren daarvoor, het werken bij Moto Morini als een voorrecht in de hele omgeving van
Bologna werd beschouwd en ook dat het bedrijf een echte "Grote Familie" was. Maar helaas waren
de omstandigheden toen veranderd en dat heeft, denk ik, uiteindelijk geleid tot de verkoop van
de hele Firma aan de Gebr. Castglioni (Cagiva).
V: Jij had het over overmatige terughoudendheid, wat bedoel jij daarmee?
A: Heel simpel: dat de directie voornamelijk uit personen op leeftijd bestond. Deze mensen
hadden de crisis van de jaren 60 meegemaakt en dus, voor iedere beslissing omtrent een nieuwe
investering, gingen zij eerst tenminste tien keer zitten dubben. Bovendien had de 125cc
viertakt niet het door ons gewenste verkoopsucces gehaald. Wij hebben het nooit aangedurfd om
een tweetakt machine tebouwen, zoals toen, in de jaren 80, zeer in de mode was. Dit is voor
ons een "gewetenskeuze" geweest, maar de verkoopmarkt heeft ons, helaas, daarvoor niet beloond.
Maar, hoewel de technische discussies tijdens vergaderingen soms zeer heftig waren, de
samenwerking tussen ons allen, is nooit komen te vervallen. Daarom ben ik altijd zeer
verbonden geweest met Moto Morini. Zij hebben mij ten alle tijde het volledige vertrouwen
geschonken, door telkens weer achter mijn keuzen te staan, met een volkomen correcte houding
t.o.v. mijn persoon, onder alle omstandigheden. Ik heb daarom alle aanbiedingen, die mij van
alle kanten werden gedaan, steeds opzij geschoven. Ik ben bij Moto Morini (toen al eigendom
van Cagiva) vertrokken, pas toen bleek dat zij Moto Morini wilden sluiten, omdat het geld voor
de nodige investeringen ontbrak en omdat mijn nieuwe V-twin motorblok (750cc - TK) geschrapt
was uit hun produktieplannen.
Ik geloofde ten stelligste in dat project, zoveel zelfs, dat ik persoonlijk op zoek ging naar
overheidssubsidies op grond van Wet nr.46. De hele motorfiets was zeer vooruitstrevend: de
"zelfdragende carrosserie" bestond uit voorgevormde (geperste) staalplaten met de achtervork
scharnierend in het motorblok. Het blok zelf draaide al op de testbank, met uitstekende
resultaten en idem dito, veelbelovende vooruitzichten. Maar toen kwam Cagiva aanzetten met
het verhaal dat het geld voor verdere ontwikkeling ontbrak en dat zij al voldoende motorblokken
hadden. Toen heb ik de aanbieding van "Piaggio" aangenomen en ben vertrokken.
De gesloten fabriek van Moto Morini aan de Via Bergami in 1990. (Tot 1992 vond de productie plaats in de Ducati fabriek - TK).
|
V: Mogen wij in een wederopstanding van Moto Morini geloven?
A: Bij "Franco Morini" is zo'n intentie wel aanwezig, maar het gaat om een zeer belangrijke
stap. Men moet bereid zijn om grote investeringen te doen en voor zo’n 2 of 3 jaar zonder
winst te draaien. Daarom is men momenteel op zoek naar een geschikte partner, om deze
plannen te kunnen waarmaken.
V: Hoe zou jij Moto Morini in de toekomst willen zien?
A: Men moet "voordeel" weten te putten uit de "emotionele krachten" die de naam
Moto Morini met haar traditie, nog teweeg weet te brengen. Dan moet een eerste klas product op de markt
gebracht worden. Een "naked bike" met een motorinhoud tussen de 500cc en 750cc, voorzien van een
V-twin. Natuurlijk, eenvoudig, compact, economisch om te bouwen, te verkopen. In het gebruik een motorfiets
vooral met een zeer gedefinieerd "karakter". Een motor dus, zoals mijn 33½ van 30 jaar geleden.
V: De tekening, die wij aan de muur hebben zien hangen toen wij binnenkwamen, geeft jullie
(de lezers dus) niet een hint in de juiste richting???!!!!
Het "happy end" van dit verhaal is natuurlijk de officiële wederopstanding van Moto Morini en de
lancering van de nieuwe modellen Corsaro 1200 in 2004 en de 93½ een jaar later.
Opmerkelijk feit: het V-1200cc motorblok van de nieuwe Corsaro (en 93½) werd wederom ontworpen door Franco Lambertini!!
Attentie: dit interview dateert van september 2002.
 |
 |
 |
Lambertini's meesterwerk: het V-twin motorblok |
De fabriek aan de Via Bergami 7 in betere tijden. Waarschijnlijk eerste helft '80er jaren |
Nu in gebruik als autodealer |
|
(1) Deze Nederlandse (en Engelse) vertalingen van het originele Italiaanse artikel
in MotoCiclismo d'Epoca van August/September 2002 is een
co-productie van onderstaande Moto Morini fans:
- (Italiaan) Carlo Vergnano (CV), Italiaans - Nederlands,
- (Zwitser) Alberto Petraglio (AP), Italiaans - Engels,
- (Engelsman) John Stride, correcties Engels,
- (Duitser) Achim Stollberg, scande & bewerkte de foto's,
- (jullie webmaster) Tony Kersbergen (TK), Nederlands - Engels (+ coördinatie/eindredactie).
Let op:
-
Van deze site kun je het originele interview downloaden (Italiaans) als .pdf bestand (1.8 mb).
-
Op deze website kun je ook een ouder interview met Ing. Franco Lambertini lezen (1999).
- Een speciaal woord van dank gaat uit naar dhr. Carlo Perelli van MotoCiclismo
d'Epoca, die toestemming heeft gegeven voor publicatie van deze internet versie van het originele Italiaanse artikel op
onze Clubsite.
|
|
|